logopedische praktijk de ladder 
   
 

 

Antwoorden Quiz stotteren-broddelen-spreekvrees

 

Vraag 1 : De oorzaak van stotteren is genetisch.

Deels waar

Er bestaat bijna zeker een genetische basis voor de klassieke vorm van stotteren (ook wel eens ‘ontwikkelingsstotteren’ genoemd). De eerste indicaties daarvoor haalde men o.m. uit stamboomstudies en tweelingenonderzoek. Uit recent onderzoek haalt men steeds duidelijker bewijs voor een aanlegfactor in de vorm van specifieke genen die zouden gelinkt zijn aan stotteren… Stotteren ‘zit vaak in de familie’; een kind dat stottert heeft vaak een ouder, nonkel, tante, grootouder… die ook stottert of stotterde. Anderzijds blijkt aanleg voor stotteren op zichzelf niet voldoende om ook daadwerkelijk stotterproblemen te gaan ontwikkelen. Lees hieronder verder (vraag 2) …

Terug naar begin pagina

Vraag 2 : Stotteren heeft een psychologische oorzaak.

Onwaar

Maar toch ook niet helemaal onwaar. Genetische aanleg is een noodzakelijke oorzaak maar blijkt vaak onvoldoende om een echt stotterprobleem te ontwikkelen. Daar is meer voor nodig. We weten nu dat ook de wijze waarop jonge kinderen gevoelsmatig en verstandelijk reageren op de beginnende spraakonvloeiendheden bepalende factoren zijn (naast nog andere) om het stotteren verder te ontwikkelen. Maar zonder die genetische basis zijn psychologische factoren hoogstwaarschijnlijk niét in staat iemand echt te doen stotteren.
Gevoelens en denkstijlen werken dus eerder als een katalysator die sommige kinderen gevoeliger op het stotteren doen reageren. Hierdoor ontstaat vaak een spiraal van meer stotteren, meer schaamte of angst, meer gedragsaanpassingen om niet te stotteren (die niet echt helpen – denk bv. aan allerlei bijbewegingen), nog meer onprettige gevoelens, dus nog meer of ernstiger stotteren, enzovoort.
Het is net omwille van deze negatieve spiraal dat behandeling voor stotteren (logopedie / stottertherapie) op (zeer) jonge leeftijd vaak enorme voordelen heeft. De therapie kan dan immers nog voor een groot deel preventief werken: men is de ontwikkeling van bijkomende gedragingen en negatieve emoties vaak nog vóór.

Terug naar begin pagina

Vraag 3 : Iemand die stottert is verlegen.

Onwaar

Dit is niet waar. Mensen die stotteren verschillen van nature niet van mensen die niet stotteren. Natuurlijk kan stotteren bij sommige sprekers na verloop van tijd – bijvoorbeeld door enkele minder prettige spreekervaringen - wel schaamte, spreekangst of stress gaan uitlokken. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mensen die stotteren wat meer sociale aanpassingsproblemen hebben, maar wellicht is dit eerder het gevolg dan wel een oorzaak van stotteren. Ook dit is een belangrijke reden waarom starten met stottertherapie op jonge leeftijd vrijwel altijd gunstiger is.

Terug naar begin pagina

Vraag 4 : Iemand die stottert heeft een probleem met de ademhaling.

Onwaar

Nee hoor. Het idee van stotteren als een stoornis in de ademhaling is al in de 19de eeuw ontstaan en inmiddels uitgebreid bestudeerd. De algemene conclusies kunnen min of meer als volgt worden samengevat: Er zijn abnormaliteiten in de ademhaling merkbaar tijdens het stotterend spreken; dit is niet het geval wanneer er niet gesproken wordt. Meer en meer wordt aangenomen dat er bij mensen die stotteren geen problemen zijn met de ademhaling – tenminste toch niet als een soort oorzaak. Het is dus niet een verkeerde ademtechniek die stotteren uitlokt of veroorzaakt. Wat wél waar is, is dat het stotteren bij kinderen of volwassenen die al wat langer stotteren soms de adem kan ontregelen. Ze gaan dan tijdens stottermomenten bijvoorbeeld naar adem happen of de lucht uitblazen. Dit zijn veeleer geleerde reacties en dus wellicht gevolgen van het stotteren, geen oorzaken!
Wat wél waar is, is dat het stotteren bij kinderen of volwassenen die al wat langer stotteren soms de adem kan ontregelen. Ze gaan dan tijdens stottermomenten bijvoorbeeld naar adem happen of de lucht uitblazen. Dit zijn veeleer geleerde reacties en dus gevolgen van het stotteren, geen oorzaken!

Terug naar begin pagina

Vraag 5 : Traag spreken helpt om niet te stotteren.

Onwaar

Zo gesteld is dit echt onwaar. Als het zo eenvoudig was zouden weinig mensen nog stotteren. Wat trager praten was dan voldoende om het probleem op te lossen. Helaas is bij stotteren de werkelijkheid altijd weer wat ingewikkelder. Er is niet zo'n groot verband tussen spreeksnelheid en de hoeveelheid stottermomenten. Vaak zijn snel praten en meer stotteren samen het gevolg van andere invloeden (bv. stress); als hij gespannen is of onder tijdsdruk staat zal de persoon die stottert vaak wat meer stotteren en ook wat sneller praten. Dat betekent echter niet dat het stotteren gevolg is van het snelle praten.
Wel lijkt er enig verband te bestaan tussen de spreeksnelheid en de gespannenheid (spierspanning) waarmee stottermomenten zich voordoen.

Terug naar begin pagina

Vraag 6 : Stotteren wordt veroorzaakt door stress (mensen die stotteren zijn te gespannen).

Onwaar

Neen. Ook wanneer mensen die stotteren rustig zijn, zich relaxed voelen, kunnen ze nog steeds behoorlijk stotteren. En stress is al helemaal niet ‘dé oorzaak' van stotteren.
Maar natuurlijk is er wel een verband. Onder stress zal het stotteren vaak wat meer voorkomen of wat meer gespannen verlopen. Stress wordt veeleer tot een van de ‘uitlokkende factoren' van stotteren gerekend.

Terug naar begin pagina

Vraag 7 : Het is beter iemand die stottert niet aan te kijken.

Onwaar

Dit misverstand blijft bestaan. Zoals elke spreker vinden ook mensen die stotteren het een stuk aangenamer wanneer de luisteraar ook blijkt geeft écht te luisteren. Oogcontact – aankijken dus - maakt daar deel van uit.
Het is dus beter om iemand die stottert net wél aan te kijken – toch zeker tijdens stottermomenten. U moet natuurlijk niet gaan staren. Gewoon, rustig, natuurlijk aankijken… net zoals u dat doet bij mensen die niet stotteren. Voor mensen die stotteren kan dit het spreken zelfs al een stuk vergemakkelijken. Het is immers fijn te merken dat de stotters de aandacht van de luisteraar niet afleiden, maar dat deze luistert naar de inhoud van het gesprek.

Terug naar begin pagina

Vraag 8 : De meeste mensen die stotteren hebben het liefst dat je hen laat uitpraten.

Waar

Ja, echt wel. Het kan heel goed bedoeld zijn de persoon die stottert even verder te helpen wanneer een woord er wat moeilijker uitkomt. Maar meestal zorgt dat er alleen maar voor dat de persoon die stottert zich opgejaagd gaat voelen. En dan hebben we het nog niet over het feit dat je ook fout kan ‘raden'. Als je echt niet overtuigd bent of twijfelt, vraag het dan even!
Deze regel geldt net zo goed voor kinderen: als het wat moeilijker gaat, geef hen gewoon de tijd. Op langere termijn help je hen hier echt een stuk mee vooruit.

Dit vraagt in het begin van de luisteraar wat moeite of oefening, maar het went ook heel snel, en ook hiermee maakt u het gesprek voor beiden al een stuk aangenamer.

Terug naar begin pagina

Vraag 9 : Er zijn ongeveer evenveel mannen als vrouwen die stotteren.

Onwaar

Neen, toch niet. Stotteren komt veel meer voor bij jongens (en mannen) dan bij meisjes (en vrouwen). Er zijn drie tot vier keer meer mannen die stotteren dan vrouwen (dus ongeveer 75 à 80 % mannen, tegenover 20 à 25 % vrouwen). Het ziet ernaar uit dat, nadat het stotteren is begonnen, meer meisjes er terug aan ‘ontsnappen' dan jongens. Sommige onderzoekes vermoeden hiervoor een genetische verklaring.

Terug naar begin pagina

Vraag 10 : In België stotteren ongeveer 10.000 mensen.

Meer

Helaas is dit fout want het zijn er een pak meer! Stotteren komt overal ter wereld bij tenminste 1% van de bevolking voor. In België maakt dat dus zo'n 100 000 mensen (kinderen en volwassenen) die stotteren, of 104 171 om precies te zijn (gegevens op 1 juli 04).
In Vlaanderen zijn er ongeveer 60 000 mensen die stotteren; zo'n 45 000 mannen en 15 000 vrouwen.

Voor wie houdt van nog wat meer cijfertjes… Ter vergelijking:
Aantal mensen die naar schatting stotteren in :

•  Antwerpen: 4.570

•  Frankrijk: 600.000

•  Lier: 800

•  Verenigd Koninkrijk: 590.000

•  Brussel: 1.400

•  Duitsland: 820.000

•  Gent: 2.300 •  Nederland: 160.000
•  Hasselt: 700  

•  Amsterdam: 7.400      

•  Europa: 4.500.000

•  Rotterdam: 6.000

•  Verenigde Staten: 3.000.000

Terug naar begin pagina

Vraag 11 : Stotteren ontstaat meestal op jonge leeftijd.

Waar

Dit klopt als een bus. Tenminste toch wanneer we het hebben over de meest klassieke en meest voorkomende vorm van stotteren. Deze wordt soms ook nog wel eens ‘ontwikkelingsstotteren' genoemd. Deze vorm van stotteren duikt vrijwel steeds op zeer jonge leeftijd voor het eerst op. Er zijn jonge kinderen die al in hun tweede levensjaar de eerste stottertekenen beginnen te vertonen. Meestal duikt het stotteren op voor de puberteit, met een piek rond 3 à 4 jaar.
Op 5-jarige leeftijd stottert al zo'n 75 % van de kinderen die dat ooit zullen beginnen te doen.
Er bestaan ook andere, eerder zeldzame vormen van stotteren zoals ‘neurogeen stotteren' die wel vaker op oudere leeftijd ontstaan, bijvoorbeeld ten gevolge van een hersenletsel. Zulke vormen van stotteren ontstaan meestal plots en hebben andere kenmerken dan het klassieke stotteren.

Terug naar begin pagina

Vraag 12 : Stotteren is een normale fase in de spraakontwikkeling van kinderen.

Onwaar

Neen, toch niet. Dit is een hardnekkig misverstand. Het is niet zo dat ‘alle kinderen wel een periode stotteren'. Dit geldt waarschijnlijk maar voor zo'n 5 % van alle kinderen.
De oorzaak van dit misverstand ligt in het feit dat wel de meeste kinderen behoorlijk onvloeiend kunnen praten; dat ze m.a.w. nogal wat ‘normale onvloeiendheden' in hun spreken kunnen vertonen. Denk bijvoorbeeld aan stille pauzes, ‘opgevulde pauzes' (euhm…), het afbreken of hernemen van zinnen, het herhalen van woorden, enz.
Dit is echter geen stotteren. Stottermomenten hebben heel andere kenmerken. Die verlopen bijvoorbeeld geheel onvrijwillig en er is een gevoel van controleverlies. Typische stotterverschijnselen zijn het onopzettelijk herhalen van klanken- of lettergrepen (en soms van éénlettergrepige volledige woorden), en het verlengen van klanken of erop blokkeren.

Terug naar begin pagina

Vraag 13 : Stotteren houdt verband met intelligentie.

Onwaar

Neen hoor. Mensen die stotteren zijn gemiddeld niet dommer of slimmer dan hun niet-stotterende medemensen. Op jonge leeftijd worden bij IQ-tests wel enig verschillen gevonden tussen de scores op verbale en nonverbale proeven van stotterende tegenover niet-stotterende kinderen. Men interpreteert die verschillen op jonge leeftijd veeleer als gevolg danwel oorzaak van stotteren!
Er zijn overigens ook nogal wat voorbeelden van eminente – beroemde, bekende, intelligente en/of beruchte – personen die stotter(d)en. Enkele voorbeelden? Wat dacht u van Mozes, Demosthenes, Isaac Newton, Lewis Carroll, Charles Darwin, Miguel de Cervantes, Winston Churchill, Marilyn Monroe, Rowan Atkinson, Bruce Willis, John Updike, Samuel L. Jackson, Bill Withers, Carly Simon, Harvey Keitel, Noel Gallagher, Arno, Bart Peeters…

Wie hier graag wat meer over leest bevelen we onderstaande links aan:

www.mnsu.edu/comdis/kuster/famous/famouspws.html
www.d.umn.edu/~cspiller/stutteringpage/famous.htm

Terug naar begin pagina

Vraag 14 : "Denk eerst even rustig na" is een goed advies aan iemand die stottert.

Onwaar

‘Denk eerst even rustig na' mag dan misschien een goedbedoeld advies zijn, het slaat op niets, is volstrekt onnuttig en heeft in vele gevallen zelfs het omgekeerde effect (onrust, spanning, haast…).
Iemand die stottert weet doorgaans preciés wat hij wil zeggen. Daar hoeft hij of zij niet meer of minder over na te denken dan om het even wie. Het probleem is dat de woorden er af en toe gewoon nog even niet uit willen. Het advies om dan eerst even na te denken zal in dat geval veeleer irritatie of extra spanning opleveren, dan dat het de persoon helpt om gezegd te krijgen wat hij wil.
Neem als luisteraar liever zelf wat rust. Wacht gewoon even. Neem een ontspannen houding aan. Kijk niet weg maar ga ook niet aanstaren. Doe gewoon! Zo'n luisterhouding zal in vele gevallen een veel gunstiger effect hebben…

Terug naar begin pagina

Vraag 15 : Mensen die stotteren praten te snel.

Onwaar

Er zijn weinig of geen onderzoeksbevindingen die aantonen dat dit inderdaad het geval zou zijn. Dat kinderen of volwassenen die stotteren wat trager zouden moeten spreken is nog zo'n wijdverbreid misverstand. In werkelijkheid is het zelfs zo dat door het stotteren de algemene spreeksnelheid van mensen die stotteren vaak een pak lager ligt dan deze van mensen die niet stotteren. En helaas is het zo dat ook wanneer mensen die stotteren traag praten, ze nog altijd zullen stotteren. De ‘stotterfrequentie' (het aantal stotters per 100 woorden of lettergrepen) wordt namelijk door heel andere factoren beïnvloed, zoals de stotterernst, de gespreksomstandigheden, vermoeidheid, luisteraargedrag, enzovoort.

Terug naar begin pagina

Vraag 16 : Als een heel jong kind wat begint te stotteren mag je gerust nog even afwachten. Dat doen álle kinderen immers als ze jong zijn en de kans is groot dat het er gewoon weer ‘uitgroeit’.

Onwaar

Niet waar, dus. Kijk, dit misverstand is niet helemaal onbegrijpelijk. Er zíjn inderdaad kinderen die even stotteren, bij wie dat stotteren na een tijdje opnieuw verdwijnt. Alleen is het helaas zo dat er ook nogal wat kinderen zijn bij wie dat niét het geval is. Bij hen is de kans heel wat groter dat het stotteren zich gaat ontwikkelen, erger wordt. De logopedist-stottertherapeut kan aan de hand van een zorgvuldig onderzoek uitmaken tot welke categorie het kind waarschijnlijk behoort. Waarschijnlijk. Echt volledig waterdicht is dat natuurlijk nooit. Stotteren is een gedrag dat onderhevig is aan vele factoren in en buiten het kind. Het stotteren komt terecht in een kind uit een bepaalde leefwereld, met een geheel eigen temperament. Is er een behoorlijk risico dat het stotteren zich kan gaan ontwikkelen, dan kan in overleg beslist worden preventief alvast een stuk begeleiding te voorzien.
Kort: in geval van twijfel of een kind misschien stottert, is het altijd verstandig dit even te laten onderzoeken. Mogelijk is er geen reden tot bezorgdheid. Mogelijk is het wijs de ontwikkeling van het (on)vloeiend spreken wat te laten opvolgen en te kijken hoe dit evolueert. In een aantal gevallen zal het best zijn toch al in te grijpen en een behandeling op te starten.

Terug naar begin pagina

 

www.deladder.be    info@deladder.be